
Breng jij mij op weg tot aan de brug.
Ik ben zo bang om daar alleen te staan.
Als wij daar zijn, ga niet direct terug,
maar wacht totdat ik overga.
En zwaai me na,
dan voel ik me heel veilig en vertrouwd.
Breng jij me weg tot aan de brug.
Ik heb geen idee hoe diep het water is.
De overkant lijkt mij zover,
je kunt de oever hier niet zien.
Zover het oog reikt zie ik mist.
Ik twijfel aan het verder gaan.
Je angst voor de dood
is als je angst voor het leven:
het nieuwe lijkt te groot
om het oude op te geven.
In de diepte van je verlangen
ligt de kennis van het Nieuwe Leven.
Zoals de vlinder al weet van vliegen
in zijn donkere cocon.
Breng mij weg tot aan de brug
en ga dan niet te vlug terug.
Zwaai jij me na als ik er over ga.
Een heel klein duwtje in de rug
is alles wat ik nog verlang van jou.
Ik ga nu gauw,
want het begin is reeds in zicht.
Ik voel de warmte van een licht.
auteur onbekend