
Een Indiase legende vertelt dat een man ieder dag buiten zijn dorp water ging halen in twee grote vaten, een oud en een nieuw, die hij aan een juk over zijn schouders droeg. Het oude vat had scheuren en lekte; tijdens de terugweg naar huis ging altijd de helft van de inhoud verloren. Twee jaar lang legde de man iedere dag dezelfde weg af. Het nieuwe vat was erg trots op zijn prestatie en was zich ervan bewust dat het voldeed aan de taak waarvoor het geschapen was, terwijl het oude vat stierf van schaamte omdat het zijn taak slechts half vervulde, ook al wist het dat de scheuren het gevolg waren van jaren trouwe dienst. Het schaamde zich zozeer dat het op een dag, toen ze bij de put waren, tegen de man zei: ‘Mijn excuses dat u, omdat ik nu eenmaal zo lang meega, iedere keer met maar de helft van de inhoud thuiskomt en u dus uw dorst maar half kunt stillen.’ De man glimlachte en zei: ‘Als we zo teruggaan, moet je onderweg eens goed opletten. ’Dat deed het vat en het zag dat de berm aan zijn kant van de weg rijkelijk begroeid was met planten en bloemen. ‘Kijk eens,’ zei de man ‘zie je dat aan jouw kant de natuur veel mooier is? Dat je scheuren hebt, heb ik altijd geweten en ik heb er mijn voordeel mee gedaan. Ik heb bloemen, sla en andere groenten gezaaid – en jij hebt ze steeds water gegeven. Ik heb rozen kunnen plukken om het mooi te maken in huis, ik heb mijn kinderen sla te eten kunnen geven en kool en uien. Als jij er niet geweest was zoals je bent, had ik dat niet kunnen doen. We worden allemaal oud en krijgen dan andere kwaliteiten. En met die nieuwe kwaliteiten kunnen we ons voordeel doen.’